Hallo!
Zoals drie dagen geleden beloofd is hier het vervolg al van onze Indiareis. We hebben de vorige post afgesloten bij het afscheid van Nouchka. Wij stapten daarna op de trein naar Goa.
Omdat we samen onze tickets hadden geboekt, hadden wij het
ongelofelijke geluk om de hele tijd met onze twee Zweedse compagnons
opgescheept te zitten. Voor de rest was onze kennismaking met de nachttrein (in
sleeperklasse, de laagste van alle slaapwagons) wel eerder aangenaam. Dat er
geen lakens voorhanden waren, wisten we nog niet en dat er geen airco was,
bleek geen probleem zolang de trein aan het rijden was en de open ramen de
trein helemaal verluchtten. Enige nadeel aan deze trein is dat we om 3 u ’s
nachts in Goa arriveerden. Gelukkig is het op elk tijdstip van de dag erg
makkelijk om een taxi te nemen in om het even welk Indisch treinstation. Ook
hier. Wij hadden ervoor gekozen om in het stadje Pallolem te gaan slapen, wat
volgens onze reisgids tot de rustigste stadjes van de provincie kon worden
gerekend. Nadat de 40 kilometer van het treinstation waren afgelegd, kwamen we
aan op onze bestemming. Inmiddels was het bijna 5u ’s nachts. We zwierven over
het strand op zoek naar een slaapplek voor het resterende deel van de nacht en
we werden aangetrokken door één barretje waar het licht nog brandde en enkele
(op het eerste zich Britse) toeristen stilaan hun verzadigingspunt hadden
bereikt. Wij namen er een kamer en vielen meteen in slaap.
De volgende ochtend was aangenaam ontwaken. Onze slaapplaats
gaf uit op het strand en we nestelden ons meteen in een comfortabele
strandstoel voor het ontbijt. Dat Pallolem een van de meest rustige stadjes
was, bleek niet overdreven. De volgende dagen zagen er ongeveer allemaal
hetzelfde uit. Opstaan, uitgebreid ontbijten, een terrasje uitzoeken om wat te
lezen en te drinken en af en toe gingen we een plonsje doen. Tussendoor werd
ook de kapper nog bezocht en werd een wandelingetje gemaakt in de nabije
omgeving. Na drie dagen begon dat begrijpelijkerwijs tegen te steken en werden
de zakken opnieuw gepakt om naar de volgende bestemming te gaan: Hampi.
De tweede keer op rij werden we verrast door het vervoer,
ditmaal door de slaapbus. Die bleek voorzien van een zachte matras en een
dubbel bed, dat door middel van een gordijn van de rest van de bus kon worden
afgescheiden. Slapen lukte er aardig.
Hampi werd een van de grote verrassingen van de reis. Dertiende
eeuwse tempels uit het Vijayanagara-tijdperk liggen er verspreid tussen een
landschap vol reusachtige rotsblokken. Alsof een reuzenpeuter zonet nog even
met die rotsblokken heeft gespeeld liggen ze hier en daar als hoopjes op elkaar
gestapeld. Echt een prachtig tafereel. Daarbovenop komt dat er vrij weinig
hedendaagse bebouwing is tussenin, waardoor het er zeer rustig toeven is. Drie
dagen hebben we uiteindelijk uitgetrokken om de boel te verkennen. Een dag per
scooter, de andere twee per tuk-tuk. De bestuurder daarvan heette dollar en aan
alles was te zien dat het een gladjanus van de opperste soort betrof. In plaats
van een vaste prijs te vragen voor zijn diensten liet hij het over aan de klant
om hem te betalen wat die gepast vond. De gemiddelde westerling die te weinig
betalen als schaamtelijk ervaart, geeft sowieso een pak meer dan de gangbare
prijs. Zo ook wij.
In Hampi voelden we ons trouwens niet helemaal op ons gemak.
Zo is het er verplicht om je bij aankomst meteen naar het politiebureau te
begeven, waar je jezelf moet registreren. Daar wordt ook gevraagd uit te kijken
naar ronddwalend geboefte, die met foto en naam op een een aantal prikborden
kleefden. Dat was niet helemaal geruststellend. Van zodra het donker werd was
er bovendien haast geen straatverlichting, waardoor we steeds aten op plaatsen
niet ver van ons hotel zodat we nadien gauw gauw tussen de blaffende
straathonden door naar onze kamer konden sluipen. Een tweede reden waarom we
ons niet helemaal gerust voelden is omwille van een ontmoeting die we hadden
met een buitenlands meisje in Goa. Zij was net van Hampi teruggekeerd en was
daar klaarblijkelijk, bij het beklimmen van een van die fameuze rotsblokken,
aangevallen door een beer. Omdat haar reflexen net dat tikkeltje te traag waren
had de beer haar rug nog van een mooie tattoo voorzien met zijn klauwen. Het is
daarom misschien niet heel onbegrijpelijk dat wij ons de volgende dagen niet te
ver van de platgewandelde paden durfden te begeven.
Na drie dagen zweten in ons rotsblokkenlandschap was de tijd
dan aangebroken om ons naar onze eerste grote Indische stad te begeven;
Hyderabad, omwille van haar grote aantallen it-bedrijven ook wel Cyberabad
genaamd. Op voorhand hadden we al verschillende zaken gehoord over India en
haar steden, waarvan de samenvatting op het volgende neerkomt: vuil, luid en
stinkend, maar toch in vele opzichten interessant. En ook: you love it or you
hate it. Wij bleken er gelukkig vooral van te houden. Uiteraard zijn al die
eerste adjectieven ook waar, maar gelukkig niet zo erg dan we het ons aanvankelijk
hadden voorgesteld. Wij vonden Bangkok bijvoorbeeld vergelijkbaar. Hyderabad is
omwille van haar it-boom en bijkomende inkomsten nu ook niet de gemiddelde
Indische stad. Daarenboven vindt je er ook tal van rustige, groene plaatsen. In
de periferie van de stad vind je een prachtig fort dat dateert uit de 12de
eeuw en dat bewoond werd door de Nizams, de lokale heersers die later nog onder
de voet zouden worden gelopen door de Mogols. We kregen er een rondleiding van
een gids, waardoor we naar onze mening alles een beetje te snel hebben gezien.
Slechts enkele honderden meters van het fort bevonden zich temidden van een
groene zone de zeven graftombes van de eerste bewoners van het fort, zeker ook
niet kwaad om te bekijken.
De tweede dag bezochten we het icoon van de stad met de
welluidende naam Charminar. Dat is in feite niet meer dan een reusachtige poort
die eeuwen geleden werd neergepoot te midden de stad. De exacte reden ben ik
intussen helaas vergeten en mijn luiheid laat me momenteel niet toe daar nader
onderzoek naar te doen. Nabij de Charminar bevond zich ook één van de grootste
moskeeën van het land, maar de toegang daar naartoe werd ons helaas ontzegt
zonder identificatiebewijs (dat we in het hotel hadden moeten achterlaten).
Moslims voelen zich blijkbaar niet geheel op hun gemak in dit hindoeland. De
geschiedenis leert ook wel dat het er vaak bovenarms op zat tussen deze twee
godsdiensten. Zelfs nadat de moslims Pakistan en Bangladesh kregen toegewezen
bij de partition, is de hommeles niet opgehouden. In Kasjmir (de meest
noordelijke provincie) zijn er tot op de dag van vandaag schermutselingen
en in de jaren 90 vielen er nog tal van
doden bij een onderling treffen.
Om dit alles te kaderen zal ik snel nog even de rest van de
Indiase geschiedenis schetsen.
Die begint in de Indusvallei, zo’n 2500 jaar voor Christus.
Daar ontwikkelde zich met de Dravidiërs (ofte Harrapan-civilisation) een van de
eerste grote wereldrijken. Een millennium na haar opkomst werden de Dravidiërs
onder de voet gelopen door Arische stammen uit Afghanistan en centraal Azië.
Uit een van deze stammen ontwikkelde zich het eerste echte (Noord-)Indische
rijk, de Mauryas. Met Ashoka kenden die ook hun eerste echte grote heerser.
Zoals dat vaak gaat met grote heersers stuikte het rijk na hun dood als een
kaartenhuis in elkaar. Het was nog twee eeuwen wachten voor India weer werd
verenigd onder de Gupta’s, dat op hun beurt een tweehonderd jaar later door de Hunnen zou worden neergeslagen. In het zuiden bleven al die tijd wat kleinere
koninkrijken de orde van de dag uitmaken. Zij legden zich vooral toe op handel
en verwierven een zekere welvarendheid dankzij hun centrale ligging tussen
China en het Romeinse Rijk.
In de 11de eeuw kreeg het noorden van India af te
rekenen met tal van invallen van islamitische volkeren. Uiteindelijk grepen de
Ghuren, met hun leider Alla-ud-din de macht over Noord-India. Zijn opvolger
Thuglaq, slaagde erin om naast het succesvol afhouden van de Mongolen zijn rijk
naar het zuiden toe vergroten. Na diens dood was het weer koekenbak en
versplinterde het rijk in kleinere rijkjes. In 1526 was het ten slotte de beurt
aan Babur, de mogulkoning afkomstig uit Afghanistan, om de macht over te nemen.
Dit zou het begin inluiden van de meest welvarende periode in de Indische geschiedenis,
met tal van architecturale verwezenlijkingen die dit moesten staven. Meer dan
200 jaar regeerden de Mogols over hun rijk, waarbij uiteindelijk ook het zuiden
zou worden geannexeerd. Maar ook dit rijk zou uiteindelijk ten onder gaan door
interne twisten en een sterkere buitenlandse mogendheid, in casu de Britten.
In navolging van de Portugezen (in Goa), nestelden de Britse
Oost-Indische Companie zich in 1600 in India om er aan handel te doen. Ook de
Fransen volgden dit voorbeeld. De volgende 250 jaar zagen de Britten hun macht
stelselmatig toenemen, nadat ze enkele keren de plaatselijke weerstand tegen
hun activiteiten eerst manu militari de kop hadden ingedrukt om vervolgens een
bevriend staatsman aan de troon te helpen. Rond 1800 waren zij de feitelijke
machthebbers van het subcontinent. Omdat de Oost-Indische Companie nog steeds
een bedrijf was, was hun doel uiteraard om zoveel mogelijk winst te maken. In
dat kader zorgden zij onrechtstreeks mee voor de ontwikkeling van het land. Zo
stelden zij een centrale administratie in, verbeterden zij de wegen, legden een
dicht spoornetwerk aan en bouwden irrigatiesystemen uit. In 1858 besliste de
regering in Londen dat zij vanaf dat moment over India zouden regeren en dit
niet langer zouden overlaten aan de Companie.
Aan het begin van de 20ste eeuw groeide de
onvrede met de Britse overheersing echter fel en tussen de twee wereldoorlogen
in (waarbij vele Indiërs meevochten met de geallieerden) braken er een aantal
rellen uit, die soms bloedig werden neergeslagen. Rond deze tijd kwam er met
Mahatma Gandhi een nieuwe leider aan het hoofd van deze
onafhankelijkheidsbeweging die preekte voor het geweldloos verzet. De moslims
intussen verkozen hun eigen leider en spraken openlijk hun vrees uit voor een
door Hindoe’s gedomineerd land, zij droomden ook van hun eigen grondgebied.
In de nasleep van de tweede wereldoorlog werd er
uiteindelijk tegemoet gekomen aan de wensen tot onafhankelijkheid. Na veel
diplomatiek overleg bleek een eengemaakt India niet tot de mogelijkheden te
behoren en dus werd er besloten om het grondgebied te verdelen tussen Hindoe’s
en Moslims. Dat er niet zo meteen een exacte scheidingslijn te trekken valt in
dit soort aangelegenheden hoeft geen betoog en de uiteindelijke verdeling
tussen Pakistan (West en Oost, dit laatste werd later nog onafhankelijk als
Bangladesh), en India leverde dan ook heel wat problemen op. De staat Punjab,
waar naast een heel groot aantal moslims en Hindoe’s ook een grote hoeveelheid
sikhs leefden, zag haar grondgebied in twee gedeeld. Haar twee grootste steden
(Lahore en Amritsar) werden van elkaar gescheiden, wat uiteraard leidde tot
reusachtige volksverhuizingen. Tijdens die verhuizingen werden zo’n 500.000
mensen door aanhangers van het andere kamp afgeslacht en in totaal verhuisden
10 miljoen mensen van woonplaats. Ook Kasjmir, dat een moslimmeerderheid bezat,
bleek een probleem. De koning van deze staat had immers in een vlaag van woede
tegenover enkele islamitische invallers, besloten zich aan te hechten bij
India. Meteen na deze beslissing verklaarde Pakistan de oorlog aan India, een
conflict dat tot op de dag van vandaag woedt.
Het hedendaagse India is een van de voorbeelden voor de
regio op het vlak van democratie, maar niet alles loopt er gesmeerd. Er is een
grote vorm van corruptie, het geboortecijfer ligt er veel te hoog, waardoor de
economische groei haast niet kan worden omgezet in een verhoogde welvaart en de
competitie inzake industriële productie wordt grotendeels verloren tegen China,
waardoor India op zoek moet naar alternatieven. (Wat bijvoorbeeld aardig lukt
met de It-sector). Verder in de tekst zal ik nog enkele problemen aanhalen waar
India mee kampt, maar vooreerst: verder met de reis!
In Hyderabad bezochten we ook nog een paleis uit de periode
van de Nizams (15-16de eeuw), wat weer mooie plaatjes opleverde en
waar we via een korte introductie ook wat meer te weten kwamen over de
verschillende Nizams die hier gehuisvest waren. Op weg naar huis wandelden we
nog langs enkele architecturale pareltjes, zoals het ziekenhuis en het
hooggerechtshof.
Toen was het al tijd voor de nachttrein die ons in een
klasse hoger dan vorige keer (3AC) naar Mumbai bracht. De 3AC-klasse
verschilde in feite niet al te veel van de sleeperklasse (die 2,5 keer
goedkoper is). Je hebt er wel airconditioning, je compartiment kan er worden
afgesloten dmv gordijnen en je hebt er beddengoed ter beschikking. Het leukst
is dat je er wat meer welvarende (en dus beter opgeleide en beter
Engelssprekende) Indiërs aantrof. Toch zouden we in de toekomst vaker voor de
sleeperklasse kiezen.
Mumbai overtrof opnieuw onze verwachtingen (Wellicht was er
ook wel wat mis daarmee). Dat wij van grote steden houden werd nog maar eens
bevestigd. In Mumbai vind je brede boulevards, veel parken en groen en vooral
schitterende gebouwen uit de Victoriaanse periode. Op de dag van aankomst
maakten we een rondwandelingetje, waarbij we langs de belangrijkste
architecturale hoogstandjes kwamen, mn de universiteit, het station, het
hooggerechtshof, de gate of India en het schitterende Taj Mahal hotel, dat in
2008 nog gedeeltelijk werd opgeblazen door terroristen.
Dag 2 werd aangevangen met het gaan regelen van de trein
naar Aurangabad, onze volgende bestemming. Gelukkig maken ze het buitenlanders
vaak niet al te moeilijk om dit te doen, omdat er vaak speciale loketten voor
hen worden geopend en ze dus niet al te lang hoeven aan te schuiven. Hierna
brachten we nog een bezoek aan een hindoetempel (de mahalaxmitempel, genoemd
naar Laxmi, partner van Vishnu en godin van de voorspoed). Mensen komen naar
hier om te bieden voor geluk en voorspoed, wat vooral betekent dat ze graag
veel geld zouden willen verdienen. Om dat te bewerkstelligen, trachten ze onder
andere munten te laten kleven aan de achterkant van de tempel. Blijft de munt
kleven, dan brengt dat geluk. Munten die niet blijven kleven vallen genadeloos
in de metalen bakken die eronder zijn aangebracht en verdwijnen vermoedelijk
rechtstreeks in de zakken van de overheid.
Omdat wij geen godsdiensten willen discrimineren vereerden
wij ook de nabijgelegen Haji Ali-moskee met een bezoekje. Het merkwaardige aan
deze moskee is dat ze midden in de zee ligt en dat de landbrug ernaartoe de
helft van de dag onder water staat. Op weg ernaartoe kwamen we voor het eerst
tientallen gehandicapte bedelaars tegen. De moskee was zelf niet veel soeps,
maar de sfeer die er hing was aangenaam.
Om de dag af te sluiten brachten we nog een bezoek aan de
Dhobi Ghat, de centrale wasplaats van de stad. Als je je kleren aan je hotel
afgeeft om te laten wassen (wat wij dankzij de bespottelijk lage prijzen steeds
doen), dan komen die geheid hier terecht. Na lang zoeken kregen we vanop een
brug een stuk van deze wasplaats te zien en de wapperende was leverde een mooi
zicht op in combinatie met de ondergaande zon.
Dag drie vingen we aan met een rondleiding door een van de
grootste slums van Mumbai, de Dharavi, tevens een van de belangrijkste locaties
waar de oscarwinnende film “slumdog millionaire” werd opgenomen. De gids die de
rondleiding verzorgde, bleek afkomstig uit deze slum, maar was kunnen gaan
studeren en sprak nu keurig Engels. De één miljoen inwoners van deze
sloppenwijk kunnen evenwel niet helemaal de vergelijking doorstaan met andere
sloppenwijken. Omdat er zich in dit particuliere geval een hele industrie had
ontwikkeld in de slum, behoorden de meeste mensen die er woonden niet tot de
allerarmsten. Toch was het ook niet allemaal zo rooskleurig. De industrie die
er zich heeft gevestigd (recyclage, aluminiumverwerking en leer looien) zijn
niet bepaald goed voor de gezondheid. Iedereen heeft er enorm lange werkdagen
in zesdaagse werkweken, de meeste mensen hebben er geen eigen huis en slapen
vaak op de grond in de fabrieken waar ze werken. Toch heeft de overheid hier
gratis dokters en scholen voorzien, wat de situatie vrij leefbaar houdt. Wij
stelden ons toch echter grote vragen bij de representativiteit van deze slum.
De gids benadrukte de hele tijd dat het doel van de rondleidingen erin bestond
om mensen een positiever beeld van deze wijken te geven. Hoewel de doelstelling
hiermee wellicht kan samenvallen, hadden wij eerder op een realistisch beeld
gehoopt. Moeilijk te zeggen of dit zo was. (Naar foto's moet overigens niet worden gezocht, dat was niet toegelaten)
Leuk aan de rondleiding is dat we die kregen in een groepje
van 8. Nadien gingen we nog met een van hen uit eten, Alphonse uit Barcelona.
Toen het middagmaal er echter opzat bleek het al 16u en was er nog weinig tijd
om veel te gaan bezoeken. Met een oog op onze lonely planet beslisten we om
even te gaan wandelen op het strand van Mumbai en een kijkje te gaan nemen in
twee traditionelere wijken. Dat bleken twee goede keuzes.
De laatste dag Mumbai deden we in de voormiddag nog een
museum aan, dat ons een overzicht gaf van verschillende traditionele
ambachtskunsten van India, allemaal voorzien van een mooie Engelstalige
captatie. Het museum bevond zich bovendien in een van de meest schitterende
decors waarin je je een museum kan indenken. (Het deed ons even denken aan het
Hermitage in Sint-Petersburg). ’s Avonds namen we alweer de trein, dit keer
naar Aurangabad.
Net als in Goa dropte de Aurangabad-trein ons ook in het
midden van de nacht op onze bestemming. We boekten dus op voorhand een hotel
omdat het anders vrij moeilijk zou worden om nog ergens binnen te raken rond
halfvijf ’s nachts. Omdat de keuze op het net vrij beperkt bleek zouden we gaan
logeren in wat ons duurste hotel van India zou gaan worden (41 euro voor een
dubbele kamer). Dat is naar Europese begrippen nog redelijk goedkoop, maar in
India betaalden wij gemiddeld zo’n 14 euro per nacht. Het goede aan de
accomodatie in India is trouwens dat er voor elk wat wils is. Als je goed zoekt
en je tevreden bent met niet al te propere lakens en een vuile badkamer dan
vind je hier kamers voor 3 euro. (Zo zijn we een heel aantal backpackers
tegengekomen). Dan kan je langzaam upgraden. Wat netter, een betere matras, een
mooiere badkamer, groter, je vindt het hier in zowat alle gradaties. Voor ook
een airco erbij betaal je meteen het dubbele van wat dezelfde kamer zonder
airco zou kosten. Omdat het hier ’s nachts nog vaak ruim dertig graden is en
een goede nachtrust ons toch wel dierbaar is, kozen wij steeds voor een kamer
mét airco. Als je daar dan ook nog nette lakens bij wil (onze tweede vereiste),
dan betaal je al gauw onze voorvermelde prijs van 14 euro. Nette lakens en
airco wil trouwens niet zeggen dat de rest van de kamer ook net is. Vaak is dat
net niet het geval. Afgebladderde muren, vuile vloeren, dito meubilair en vieze
douches waren meer regelmaat dan uitzondering. In één hotel was het zelfs
normaal om te spugen in de hoeken van de gangen, wat ons vrolijk werd gedemonstreerd
door de werknemers.
Dat terzijde, voor 41 euro was de kamer wel heel erg goed.
Aurangabad zouden we gebruiken als uitvalsbasis om de nabijgelegen
Ellora-grotten te gaan bezoeken, een complex van tempels die in hun geheel uit
de rotsen werden uitgehouwen tussen de 5de en 10de eeuw.
Omdat we in het middeen van de nacht in Aurangabad waren gearriveerd, sliepen
we de eerste dag echter uit en legden we ons toe op wat praktische zaken. We schreven
het vervolg van onze reisweg door India dag per dag uit en besloten voor al
deze dagen dan ook al onze treintickets te gaan boeken. Een bezoekje aan het
treinstation later waren we in het bezit van de 7 treintickets die ons de
volgende weken op onze bestemmingen moesten brengen. Daarmee zat die eerste dag
er ook meteen op.
De volgende dag maakten we dan onze trip naar Ellora. Het
was weer bloedheet, dus bleek het een uitstekende dag om op grottenbezoek te
gaan. En die grotten waren echt adembenemend mooi. Over een afstand van zo’n 3
kilometer zijn er in de gehele rotswand zo’n 34 tempels uitgehouwen, sommige al
wat groter, indrukwekkender en meer gedetailleerd dan andere. We laten de
foto’s voor zich spreken.
Aanvankelijk wilden wij ook de Ajanta-grotten bezoeken, die
eveneens makkelijk vanuit Aurangabad te bereiken zijn en eveneens
Unesco-werelderfgoed. Helaas hadden we er geen rekening mee gehouden dat de
sluitingsdag van de site net die dag was dat we ze wilden gaan bezoeken. Ook
dat kan al eens gebeuren. In plaats daarvan namen we min of meer een
snipperdag, waarbij we een bezoek brachten aan wat in de volksmond ‘de kleine
Taj Mahal van Aurangabad’ kan worden genoemd. Die werd hier neergepoot omdat
een aantal heersers in het verleden ooit de gedachte bij zich zagen opkomen om
de hoofdstad van het uitgestrekte land wat centraler te situeren. Lang bleef
dat echter niet duren en Delhi nam steeds met recht en reden deze plaats
opnieuw snel in. Na ons bezoek begaven we ons met een bus ongeveer 100 kilometer
noordelijker, naar de transport-hub Jalgaon, vanwaar we onze trein naar de
hoofdstad namen. Driekwart etmaal later zetten we voet aan grond in Delhi.
Een van de redenen om nu al Delhi aan te doen en niet eerst
de meer nabijgelegen Rajastanprovincie te bezoeken, was omwille van ons Iraans
visum. De stappen die je moet nemen om dat te regelen zijn als volgt: 1. Je
vult een aanvraagformulier in op de website van een Iraanse tourorganisator, 2.
Je betaalt 35 dollar pp, 3. Je geeft aan waar je je visum wil gaan ophalen, 4.
Je wacht tot Teheran je de toestemming geeft. Dat gebeurt door het toekennen
van een dossiernummer, 5. Binnen de maand ga je naar je afgesproken ambassade
waar je visumaanvraag verder wordt verwerkt.
De eerste 4 stappen hadden wij inmiddels achter de rug en
dus was het nu tijd om onze visumaanvraag verder af te handelen in de
ambassade. Helaas, zo wist men ons daar te vertellen, was er net een maatregel
van kracht gegaan die stipuleerde dat het visum momenteel slechts twee weken
voor de afreis naar Iran kon worden verleend. Wij waren dus ongeveer anderhalve
maand te vroeg op de afspraak. Later zouden we vernemen dat die maatregel
wellicht was ingevoerd naar aanleiding van de presidentsverkiezingen die half
juni zouden worden gehouden. Moesten die worden gevolgd door massale protesten
dan kon de Iraanse regering ons alsnog verhinderen om het land binnen te raken.
Met die boodschap keerden wij dus terug van de ambassade en de namiddag
trachtten we dan maar nuttig in te vullen door het Rode fort te gaan bekijken.
Dat fort is een van de meest iconische gebouwen van Delhi en werd hier
opgetrokken door de eerst mogols. Later zou het nog een rol gaan spelen in de
Indische onafhankelijkheid, toen de opstandelingen het tijdelijk wisten te
bezetten. Het fort is een mooi staaltje van de typische mogularchitectuur, die
veelvuldig gebruikt maakt van koepels, zuilen en bogen, die vaak worden
opgeleukt met florale en geometrische motieven. Ook het typische design van de
Perzische tuin was er aanwezig, waarbij er kanalen werden getrokken doorheen
geometrisch aangeplante planten en bomen. Hoewel de site al wat van haar
originele pracht heeft verloren, wordt alles toch zeer levendig gemaakt dmv de
uitstekende audiogidsen die het bezoek zeer de moeite waard maken.
De dag werd afgesloten door nog een bezoek te brengen aan de
grootste moskee van India, die zich slechts op een boogscheut van het fort
bevindt. Opeens liepen we door enkele wijken vol gesluierde vrouwen en mannen
in witte pyjama's, tot we voor ons de –net als het fort – uit rode zandsteen
opgetrokken Jammeh-Masjid zagen opdoemen. Een rij steile trappen leidde ons
naar de ingang. In het midden van een reusachtige binnenplaats stond een kleine
vijver waarin de gelovigen zich reinigden alvorens de bidruimte te betreden,
anderen zagen er dan weer geen graten in om van diezelfde kleine vijver ook
gulzig te drinken. Wij betaalden wat extra’s om al dat moois ook vanuit de top
van een van de gigantische minaretten te bekijken die de moskee flankeren.
Onze onvruchtbare eerste doortocht in Delhi zat er daarmee
al bijna op, maar alvorens we de volgende dag onze trein naar Jaisalmer zouden
nemen bezochten we snel nog even het nationale museum van de Indische
hoofdstad. Wellicht bent u in de krant of ander leesvoer weleens gestoten op de
naam Delhi en New Delhi en vraagt u zich af wat nu in feite het verschil is
tussen beiden, welnu: beiden zijn delen van de stad. Delhi (ofte Old-Delhi) is
de oude en historische stadskern, New Delhi werd naast dat oude stadsdeel door
de Britten aangelegd. Het verschil in uitzicht is dan ook enorm. Waar Old Delhi
een kluwen is van smalle straatjes met bouwvallige en dicht wij elkaar
opgetrokken gebouwen, bestaat New Delhi uit brede, met bomen omzoomde
boulevards, waar statige huizen en groene parken elkaar afwisselen. In het
nieuwe stadsdeel bevond zich ook het nationale museum, waar we met behulp van
een audiogids en door middel van sculpturen en beeldhouwwerken een overzicht
kregen van de geschiedenis van India. ’s Avonds stapten we op de trein voor de
18 uur durende rit naar een van de meest westelijke punten van het land,
Jaisalmer.
Maar daarover leest u spoedig meer, in onze volgende post!
Elisabeth en Wannes
Geen opmerkingen:
Een reactie posten